• image
Heilig Hart Kerk Lemelerveld

Historie

Vóór 1874 behoorden de katholieke bewoners van het dun bevolkte gebied Dalmsholte tot de parochie Luttenberg. Voor de meeste parochianen betekende dit dat ze op zondag naar Luttenberg moesten lopen: in het najaar en ‘s winters over de modderwegen op klompen, die dichtbij de kerk voor schoenen werden verwisseld. De snelle groei van de bevolking als gevolg van het graven van het Zwolsche en het Deventerkanaal, de ontginning van de heidegronden die voor weinig geld te koop waren, de verre afstand tussen Dalmsholte en Luttenberg en de slechte wegen die ernaartoe leidden; dit alles vormde de aanleiding tot het stichten van een eigen parochie.

Hieronder citeren we de woorden van de eerste pastoor P.J. Hogenboom, die in 1874 de vroegste geschiedenis beschreef: “De geleidelijke toename van de bevolking en de zorg die de jeugd en het fabrieksvolk vorderde, waarvan de pastoor van Luttenberg te ver verwijderd was en de slechte wegen die naar genoemde plaats leidden, deden den Zeereerwaarde Heer C .Pas, deken van Deventer, den Weleerwaarde Heer N.A.G. Korte, Pastoor te Luttenberg, velen inwoners van Dalmsholte, bij name de gebroeders Schrijver-Groot Wolthaar besluiten, om de Z.D.H. Mgr. A.J. Schaepman (de Aartsbisschop van Utrecht) te verzoeken om Dalmsholte tot zelfstandige parochie op te richten”. De bisschop gaf hiertoe zijn toestemming.

 
De kerk zonder toren, nu het middenstuk van het gebouw: de foto is vermoedelijk omstreeks 1905 genomen. (Foto: Gemeentearchief Dalfsen)

 

Intussen verzamelde genoemde deken, Pas van Deventer, gelden in. Daarvoor werd een boerenhuisje met koestal gebouwd, als voorlopige kerk en pastorie. Nog voor de eerste pastoor benoemd was, werd met vergunning van Mgr. Schaepman zondags in de hulpkerk de H. Mis gelezen. De eerste H. Mis werd opgedragen door den deken zelf op Drievuldigheid-zondag van het jaar 1874.

Den 25 juni daaraan volgend ontving de kapelaan van Duistervoorde, de weleerwaarde heer P.J. Hogenboom, zijne benoeming tot pastoor van Dalms-holte en deed op 5 juli zijn plechtige intocht.

In de versierde (hulp-)kerk werd hij ontvangen door den Zeereerwaarde Heer N.A.B. Korte (Luttenberg), die in een bezield woord daar afscheid nam van zijne voormalige parochianen en ze den nieuwe pastoor overgaf. Daarna sprak de pastoor van Dalmsholte zijn nieuwe parochianen toe naar aanleiding van het woord van de profeet Isaias: Verheug u, gij onvruchtbare, die niet baart, want uwe kinderen zullen talrijker zijn dan van de vruchtbare’.

Daar de hulppastorie nog geheel onbewoonbaar was, was de pastoor gedurende de eerste twee maanden van de parochie afwezig, om slechts zaterdags en zondags zijne geestelijke bediening daar te komen vervullen. Den 23e september nam hij bezit van de hulppastorie. Dit huis echter was geheel ongeschikt om te wonen en daarom moest het eerste werk van de nieuwe pastoor zijn om gelden bijeen te zamelen voor het bouwen ener pastorie. In het jaar 1876, den 24 december, werd de nieuwe pastorie door de pastoor betrokken. De kerk bezat 9 bunder heidegrond, die in het jaar 1883 nagenoeg geheel ontgonnen was en in weidegrond, bouwgrond, bosch, moes- en bloementuin herschapen.

De eerste pastor P. J. Hogenboom had nog het geluk op den 12e februari 1884 de nieuwe kerk aan te besteden. Den 24e november van hetzelfde jaar werd de nieuwe kerk door Z.D.H. Mgr. Snickers, Aartsbisschop van Utrecht geconsacreerd, waarna Z.D.H, de Pontificale Mis celebreerde. Op 7 mei 1886 ontving de eerste pastoor van Dalmsholte zijne benoeming tot pastoor van Kabauw”, aldus het in keurig handschrift geschreven relaas van pastoor P.J. Hogenboom, dat in het archief van de parochie bewaard is gebleven.

Uit de geschiedenis komt duidelijk naar voren dat de eerste pastoors van Dalmsholte ware pioniers zijn geweest, die het niet gemakkelijk hebben gehad. In de dunbevolkte streek, waar de meeste bewoners van de vorige eeuw het niet breed hadden, was het niet eenvoudig om het benodigde geld bij elkaar te krijgen voor het levensonderhoud van de pastoor.

Behalve zielzorger was de pastoor notulist, administrateur, boekhouder, koster, kortom manusje-van-alles. Daarbij kwam bovendien nog de zorg voor de inrichting van de noodkerk. Met giften van gegoede families en schenkingen van kerk- en altaarbenodigdheden van collega-pastoors kon het aller-noodzakelijkste worden aangeschaft.

Pastoor Hogenboom benaderde de gemeente-tuinbaas van Deventer om een tuin bij de pastorie te laten aanleggen. In 1877 werd opnieuw een stuk heidegrond omgespit voor de aanleg van een boomgaard. Een jaar later besloot men om naast de boomgaard een “bosch” aan te leggen. “Goedgevonden wordt dat tuin, boomgaard en bosch alsmede de heidegrond daarnaast aan de kant van de korenmolen, wat lusten en lasten betreft ter beschikking van den pastoor zullen komen”


In 1909 kreeg de kerk een toren: rechts is de pastorie zichtbaar die werd gebouwd in 1876. Links het huis van de familie Habers, dat van 1874 tot de bouw van de kerk in 1884 ais “hulpkerk” dienst deed. (Foto: A Neplenbroek)

In 1883 overleed deken Pas van Deventer; hij liet de parochie Dalmsholte ƒ 5.000,- na voor de bouw van een kerk. De tekening die pastoor Hogenboom twee jaar eerder had laten maken door architect Tepe werd door de aartsbisschop afgekeurd, omdat hij van mening was dat het gebouw op den duur te klein zou zijn. Omdat het kerkbestuur geen geld had voor een groter bedehuis, werd in overleg met de aartsbisschop besloten een kerk zonder toren te bouwen. De architect paste de bouwtekening daarop aan, zodat bestekken gereed konden worden gemaakt en zo spoedig mogelijk kon worden overgegaan tot de aanbesteding. Op 12 februari 1884 was het zo ver: de bouw werd aanbesteed. Nadat de parochianen het bijna tien jaar hadden moeten doen met de "hulpkerk" (het huidig pand Habers, Posthoornweg 4) werd in november 1884 de nieuwe kerk plechtig geconsacreerd door Mgr. Snickers

 
De kerk na de verbouwing in 1929, gezien vanuit de pastorietuin. (Foto: A. Neplenbroek)

Hoewel de parochie nu een kerkgebouw rijk was, blijkt uit de opgetekende gegevens dat het een kaal gebouw moet zijn geweest. De nieuwe kerk met ameublement ging voor ƒ 17.000,- in de brandverzekering. Uit de stukken blijkt dat de offervaardigheid groot genoeg was om de kerk stap voor stap in te richten. In 1886 werden er door de deken van Deventer kruiswegstaties in het gebouw opgehangen. Ook werden de kerkbanken vernieuwd en geschilderd.

Met zijn benoeming naar Kabauw sloot pastoor Hogenboom op 7 mei 1886 een periode van twaalf zware jaren in Dalmsholte af. Hij was de grondlegger van de parochie van het H. Hart van Jezus.

 De firma J. Nicolas en Zonen uit Roermond plaatste in de loop van 1904 drie gebrandschilderde ramen en twee "grisailleramen" in het priesterkoor. Deze ramen zijn bij de uitbreiding van de kerk in 1929 herplaatst in het nieuwe priesterkoor. Twee van de prachtige vensters zijn heden ten dage nog links en rechts van de orgelpijpen te zien. In het linkerraam staat een afbeelding van Jezus met zijn meest geliefde leerling Johannes; daaronder de verering van het Heilig Hart van Jezus door de heilige Margaretha Maria Alacoque. In het rechterraam is de ongelovige Thomas uitgebeeld; Thomas strekt zijn hand uit naar de zijde van Jezus, die tot hem spreekt: "Wees niet meer ongelovig, maar gelovig". Onder dit tafereel zien we paus Leo Xlll (1878-1903), het Heilig Hart van Jezus aanschouwend, met op de achtergrond de Sint-Pieter in Rome. Helaas is het derde raam, in verband met de lichtval op de huidige kruisgroep, vandaag de dag geblindeerd. Maar de twee grisailleramen zijn nog ter weerszijde van het priesterkoor te bewonderen.

Gebrandschilderde ramen (Foto: Bob van Schubert, kunstprojectbureau Irene Sloet, Hengelo)

In 1907 werden opnieuw vier gebrandschilderde ramen in de kerk geplaatst, zodat het godshuis nu beschikt over een prachtige serie vensters, passend bij de bouwstijl en sfeerbepalend voor het interieur. In vrijwel alle ramen zijn afbeeldingen te zien van geloofsverkondigers uit het eigen Saksische en Noord-Nederlandse gebied. In het grote raam (aan de kant van de pastorie) staan de heilige Egbertus en Wilfridus afgebeeld; verder naar achteren achtereenvolgens: Werenfridus, Wiro, Plechelmus, Otgerus, Albericus, Ludgerus en Martinus. In de twee grote ramen aan de linkerkant zien we een beeltenis van Bonifatius en Willibrordus; verder naar achteren de kleine ramen met afbeeldingen van Suitbertus, Adelbertus, Willehadus, Marcellinus, Gregorius en Lebuïnus.

In 1909 werd de kerktoren opgetrokken. De bouw werd vergund aan aannemer Braakhuis voor een bedrag van ƒ 8.400,-.

De nog niet verbouwde kerk met schuur; daarnaast het achterhuis van de familie Habers en de boeren-behuizing van de familie Raamsman, die in 1926 werd gesloopt voor de bouw van het parochiehuis. Uiterst rechts is de H. Hartschool nog juist te zien.

(Foto: Betsy van 't Erve)

 

In 1911 werd de toren voorzien van een klokkenstoel voor drie klokken en een uurwerk.

In verband met de uitbreiding van het aantal parochianen is uitbreiding der kerk nodig gebleken. Hiervoor zullen ook de inkomsten der kerk moeten toenemen. Na de H. Hartschool in 1924 en het parochiehuis in 1926 was dit voor pastoor Van Wijk het derde bouwobject waar hij zich met hart en ziel aan wijdde.

Op zondag 25 november 1928 zette de pastoor vanaf de preekstoel de plannen uiteen en deed hij een dringend beroep op de gelovigen.

 
De kerk vóór de verbouwing in 1929, gezien vanuit de pastorietuin. (Foto: A Neplenbroek)

De bouw, die plaatsvond onder leiding van architect Clemens Hardeman uit Oldenzaal, werd op 3 januari 1929, met inbegrip van grond- en schilderwerk, aanbesteed voor het bedrag van ƒ 37.900,-. Het werk werd gegund aan aannemersbedrijf Koenders in Enschede. Met de grote verbouwing van 1929 heeft de kerk haar huidige vorm gekregen.

Pastoor Müter kreeg bij zijn komst in het najaar van 1929 de zorg voor de afbouw en de inrichting van het nieuwe deel van het kerkgebouw. Hij betrok daarbij zijn zwager, de kunstschilder Dunselman, die de kerk voorzag van prachtig schilderwerk. Van zijn hand is onder meer de fraaie boog boven het priesterkoor, voorstellende de gemeenschap der heiligen.

Het kerkgebouw is de oorlogsjaren vrijwel ongeschonden doorgekomen. Wel werden de ramen voorzien van zwart verduisteringspapier, dat als een soort rolgordijn-systeem werd aangebracht.

Ook de kroonlampen, waarvan er maar een paar mochten branden, werden van verduisteringskappen voorzien. Boven de communiebanken werd een noodverlichting aangebracht, terwijl de sacristie werd verlicht met enkele kaarsen. Hoewel er nauwelijks avonddiensten waren, moest ook de kerk aan de verduisteringsvoorschriften van de bezetter voldoen.

In 1943 werden de klokken in de kerktoren door de Duitsers gevorderd om te worden omgesmolten. Omdat de galmgaten niet breed genoeg waren voor de grootste van drie klokken, werd een stuk muur uit de toren gehakt. Het was een trieste aanblik toen de klokken uit de toren werden getakeld, maar pastoor Morselt en de parochianen moesten zich ermee verzoenen: Bij de bevrijding van Lemelerveld op 9 april 1945 klommen de Canadese bevrijders in de kerktoren. Vandaaruit hadden zij een breed schootsveld over de Strenkhaar, zodat zij de Duitsers die dekking hadden gezocht achter de kanaaldijk en bij de boerderijen konden verdrijven. Gelukkig liep dat zonder schade of slachtoffers af.

Op 10 juli 1948 tekende het kerkbestuur een overeenkomst met klokkengieterij N.V. Petit en Fritsen in Aarle-Rixtel (Noord-Brabant) voor de levering van drie klokken. "Klok l in toon A, diameter 93 cm, gewicht 500 kg en klepel van 20 kg. Klok 2 in toon C, diameter van 78 cm, wegend 78 kg en een klepel van 10 kg. Klok 3 in toon D, diameter 69 cm, gewicht 200 kg en klepel van 8 kg". De nieuwe klokken werden van dezelfde opschriften voorzien als de oude.


De feestelijk versierde kerk ter gelegenheid van het 50-jarig priesterjubileum van pastoor Morselt op 15 augustus 1961. Rechts op de sokkel het Heilige Hart beeld; links het beeld van St.Antonius.

(Foto: H.A Schrijver)

 

Bij het aantreden van pastoor B. Teuben in 1973 kwam het honderdjarige bestaan van de parochie in zicht. Hij wist het kerkbestuur te animeren om die gelegenheid te baat te nemen en over te gaan tot herinrichting van het kerkgebouw Na overleg met de bouwinspectie van het aartsbisdom Utrecht werd voorgesteld om het houten noodaltaar, dat sinds de liturgievernieuwing in 1964 in gebruik was, te verwijderen. Daarvoor in de plaats zou het marmeren hoofdaltaar terugkomen, na te zijn verplaatst in de richting het schip van de kerk. In de vrijgekomen ruimte zou een nieuw orgel worden geplaatst; verder zou het priesterkoor wat worden uitgebreid ten behoeve van de koren.

Hoewel de verplaatsing van het marmeren altaar een zware klus was, kreeg de verbouwing, die werd uitgevoerd door aannemersbedrijf J. van de Berg, in vlot tempo zijn beslag. De doopvont en het tabernakel werden geplaatst naast het priesterkoor, waar voorheen de beelden van de H. Antonius en het H. Hart jarenlang hadden gestaan.
De marmeren communiebanken werden grotendeels hergebruikt als onderbouw voor het tabernakel. Twee panelen zijn intact gebleven en staan opgesteld in de kapellen voorin de kerk, waar vroeger de zijaltaren van Jozef en Maria waren. Het Jozefbeeld is later vervangen door een nieuw H. Hartbeeld, dat in de kapel bij de sacristie een plaats heeft gekregen.
Nadat het stof van de verbouwing was opgetrokken en ook de koorzolder weer tot de oorspronkelijke omvang was teruggebracht, werd de kerk opnieuw geschilderd. Op 23 juni 1974 kon de feestelijk eucharistieviering ter gelegenheid van het eeuwfeest, met kardinaal Alferink als hoofdcelebrant, in een prachtig gerenoveerde kerk plaatsvinden. Tijdens de dienst werd het verplaatste hoofdaltaar door de kardinaal plechtig geconsacreerd.

Op initiatief van Franik werd de doopvont verplaatst naar een daartoe gecreëerde open ruimte, rechts voorin de kerk. Daarmee werd de mogelijkheid geschapen om het steeds grotere aantal familieleden en bezoekers beter bij de doopbediening te betrekken. Een duidelijke verbetering was verder de vergroting van het kerkportaal. Rechts aan de wand kwam een ruimte waar kruisjes ter nagedachtenis van de overledenen konden worden opgehangen.

De trapdeur naar de koorzolder kreeg dankzij een creatieve aanpassing een dubbelfunctie als Mariakapelletje. De restauratie werd voltooid met het plaatsen van een nieuwe ambo in dezelfde uitvoering als het marmeren altaar.

In 1993 bleek bij een periodieke inspectie dat ook de toren door de tand des tijds was aangetast. Dat was al een paar jaar bekend, maar nu was de toestand zo verslechterd dat het luiden van de klokken werd afgeraden. De balken waarop de klokken rustten waren gaan rotten, de galmborden aangetast en het voegwerk moest hoognodig worden gerepareerd.

  
De toren in de steigers voor de grondige restauratie van 1993. (Foto: Bouwbedrijf Harmsen)

In 1999 vierde de Parochie haar 125 jarig jubileum. Een feestelijke Eucharistieviering, een tentoonstelling, een revue en de verschijning van het jubileumboek etaleerden een grote betrokkenheid van de parochianen. Dat bleek een goede basis te zijn voor de toekomst gerichte plannen in de jaren 2003-2007.

De aanzet daartoe vormde de hoognodige renovatie van het Parochiehuis en het Veurhuus, mede door de verscherpte veiligheidseisen nogal ingrijpend. Twee opties werden aan de parochianen voorgelegd; het parochiehuis en het Veurhuus grondig opknappen of de beide gebouwen afstoten en een nieuw parochiecentrum bouwen. De keuze viel uiteindelijk op het laatste. Onder het motto ”Het kloppend hart” leverde de actie een bedrag van € 150,000 op. In 2003 diende zich een koper voor het oude parochiehuis aan. In de zomer van dat jaar kon groen licht gegeven worden voor het project, begroot op € 550.000,-. Een groep vrijwilligers kon aan de slag met het ontruimen van de pastorie en het inrichten van een noodvoorziening voor het parochiesecretariaat in het Veurhuus. Met grote voortvarendheid ging de bouwcommissie en het steeds stijgende aantal vriiwilligers aan de slag. Naar buiten toe werd de bouw meer zichtbaar met de onthulling van het bouwbord in juni 2003. De aankondiging van de verbouwing, onder supervisie van aannemersbedrijf Exel in Lemele, was ineens heel duidelijk;

PAROCHIECENTRUM “HET KLOPPEND HART” WIJ (VER) BOUWEN VOOR DE TOEKOMST, MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR BIJDRAGEN VAN DE PAROCHIANEN EN VRIJWILLIGERSWERK.

 
Het hoogste punt is bereikt, tijd voor een groepsfoto. (Foto: Gerard Noordman)

Nadat veel puin geruimd was en het stof verdwenen was, werden de contouren van het parochiecentrum zichtbaar. Op 1 september 2003 werd met het plaatsen van het eerste ijzeren spant voor de zaal het hoogste punt bereikt. Als voorzitter van de bouwcommissie hees Theo Koggel de vlag. Gunstig weer heeft er toe bijgedragen dat de grote zaal snel wind en waterdicht kon worden gemaakt. Dank zij de inzet van veel vrijwilligers konden de muren en het plafond verder worden afgewerkt. Dat bleek een gigantische klus te zijn maar het resultaat mag er zijn. Intussen werd hard gewerkt om de buitenkant van de oude pastorie te restaureren. Het vernieuwen van het voegwerk en het isoleren van de dakconstructie was een extra karwei, dat haalbaar en betaalbaar was als gevolg van de grote mate van vrijwilligerswerk.

In de winterperiode 2003/2004 kreeg de inrichting van het parochiecentrum door het tegel-, schilder- en timmerwerk gaandeweg meer vorm en kleur. De doorgang naar de kerk, de opbaarruimte en de verdere inrichting bleken goed gepland te zijn. Met de diverse vergaderruimtes en de centraal gesitueerde keuken beschikt de parochie over een centrum waarmee de komende generatie verder kan. Het Patroonsfeest van de Parochie kreeg in juni 2004 met de opening door de pastoor extra glans. Voorzitter Jan Jansen Holleboom sprak daarbij zijn waardering uit voor het vele vrijwilligerswerk en de inzet van de bouwcommissie dat heeft geresulteerd in het “Het kloppend hart” van Parochie. Dat dit als zodanig uitstekend functioneert, is inmiddels wel komen vast te staan.

In de periode 2004 -2006 kreeg het Parochiebestuur in het rapport van de jaarlijkse inspectie van de Monumentenwacht het advies het dak van het kerkgebouw te renoveren.
Op de dakleien, daterend uit de jaren zestig, zette zich mosgroei af met als gevolg vochtaantasting van het onderliggende dakbeschot. Een grondige aanpak betekende het hele dak van nieuwe leien voorzien. Met het daaruit voortvloeiende onderhoudswerk werd het totaal begroot op € 320.000,-. “Het dak er af” was het motto waarmee een grote geldinzameling werd ontketend, echter niet uitsluitend bij de parochianen. Ook werden fondsen , instanties en bedrijven aangeschreven. Daarop reageerden de zusters van het Heilig Hart (van 1932 tot 1986 in de parochie werkzaam) met een bijdrage van € 10.000,-. Een laagrente lening van € 100.000,- van het Prins Bernhard Cultuurfonds, € 25.000.- van het Skanfonds en een toezegging van de gemeente Dalfsen vormden een gunstige financiële basis. De parochianen brachten middels de actie € 98.000,- bijeen zodat op het eind van het jaar 2006 de operatie kon doorgaan. Op 15 januari 2007 kwam het hoogste deel van het kerkgebouw in de steigers, zodat het verwijderen van de asbestleien kon beginnen. Spannend werd het hoe het dakbeschot er onder vandaan zou komen. Dat is een meevaller geworden. De firma Koenders, gespecialiseerd in leien daken, kon daardoor vlot doorwerken. De aanwezigheid van de steigers werd benut om dakgoten, kapelletjes, losgeslagen voegen en op andere moeilijk bereikbare plekken reparaties te verrichten. Met name op de zaterdagen werd daaraan, vaak bij guur weer, door tal van vrijwilligers op het dak gewerkt, zodat de firma Koenders op maandag weer verder kon. Globaal hebben 2500 vrijwilligersuren de kosten gunstig beïnvloed.
Er is goed werk geleverd door de firma Koenders en de vrijwilligers en dat heeft geresulteerd in een schitterend kerkdak, dat schittert in de zon. Het project kon nog voor de bouwvakvakantie 2007 worden opgeleverd.

 
Restauratie kerkdak, met recht een schitterend resultaat. (Foto: eigen foto)

De aanpassing en de renovatie van het priesterkoor stond al geruime tijd op de planning en kreeg ook in 2007 haar beslag. Het houten plateau rond het altaar begon slijtage verschijnselen te vertonen en werd afgebroken. Gelijktijdig werden de op- en afstaptreden gelijkvloers gemaakt. Ook de Ambo en het tabernakel zijn daarin meegenomen. Hoewel de oppervlakte maar met enkele vierkante meters is uitgebreid geeft de fraaie tegelvloer het Priesterkoor een meer ruimtelijk effect. Het hele karwei is een product van vrijwilligerswerk.

 
Vrijwilligers hebben hard gewerkt aan een nieuw priesterkoor en het plateau rond het altaar. (Foto: Gerard Noordman)

Ruim twee jaar leefde de gedachte om een kunstwerk aan te brengen op de dichtgemetselde ramen van de oude pastorie, die nu de binnenmuur van de grote zaal vormen. Het kostenplaatje vormde echter een hindernis vanwege de bouwkosten van het Parochiecentrum. Tal van bedrijven, instanties en fondsen werden aangeschreven. Een forse bijdrage vanuit het Fonds Maatschappelijke Projecten van de Rabobank en een gelijk aandeel van het bouwbedrijf Exel maakte het bedrag rond, zodat kunstenares Adrie Arendsman uit Enschede er mee aan de slag kon.

Op zondag 7 oktober 2007 vond de feestelijke onthulling plaats. Het kunstwerk symboliseert de scharnierfunctie die een parochie draaiend moet houden met vrijwilligerswerk. De in brons uitgevoerde handen staan voor het vrijwilligerswerk dat met grote inzet, een goede teamgeest en veel plezier heeft geleid tot “Het kloppend hart”met een waterdicht kerkdak. Toekomstgericht waarmee de Heilig Hart Parochie jaren vooruit kan.

 
Het kunstwerk in de oude ramen van de pastorie. (Foto: Hans Heerink)

Een Mariakapel op het kerkhof was een lang gekoesterde wens in de parochie. Een  wens die, na de noodzakelijk bouw en verbouw van parochiecentrum en kerk, in 2008 werd opgepakt. Tijdens de parochieavond van 2008 werden de parochianen op de hoogte gesteld van de plannen en kregen ze een eerste schets te zien. De uitgangspunten waren een kapel te realiseren in de bouwstijl van de kerk en het moest een sobere stilteplek worden voor de bezoekers.


Boven: Binnenkant van de mariakapel.  - Rechts: inzegening door Pastor J. Beekman. (Foto's: Hans Heerink)

In 2009 werd begonnen met de bouw. Gekozen werd voor een degelijke constructie en het gebruik van onderhouds vrije materialen. Zoals het gebruik van leien als dakbedekking en als bekleding van de windveren en de houten betimmering van de dakgoot, rondom de kapel. De gehele bouw werd praktisch door vrijwilligers uitgevoerd.

 

Voor de aanschaf van een passend Mariabeeld werd op advies van vicaris Woorts gezocht naar een rustig beeld van Maria met het kindje Jezus. Uiteindelijk werd een prachtig beeld aangeschaft bij Fluminalis in het Brabantse Horssen.

Na de viering van het patroonsfeest in de parochie werd de kapel door pastoor Beekman feestelijk ingewijd. 

 

 

 

 

 

 

In het voorjaar van 2011 werd een start gemaakt met de bouw van twee urnenmuren.  Van ontwerp tot de totale bouw, alles is uitgevoerd door vrijwilligers van de parochie. Het resultaat mag er daan ook zijn. Onder grote belangstelling werd de urnenmuur op het kerkhof van de H.Hart kerk ingezegend. Pastoraal werkster Lonneke Gunnink van de Berg sprenkelde rijkelijk met de wijwaterkwast om deze officiële handeling te verrichten. Voortaan kunnen de urnen op deze gewijde plek een mooie plaats krijgen.

 

 

 

 


Door de  firma Lumio uit Nijverdal is samen met enkele vrijwilligers de gehele verlichting in de kerk  vervangen.

Een karwei op hoog nivo. Niet alleen voor de vervanging van de lampen, maar ook voor de vervanging van de bedrading op de gewelven. Soms nog de ouderwetse ijzeren buizen met de getrokken draden.

Het eindresultaat is een kerk die op alle plaatsen beter is uitgelicht en een hogere lux opbrengst heeft. Daarnaast zal er veel energie worden bespaard omdat de nieuwe lampen veelal zogenaamde gasontladingslampen zijn. Meer licht bijeen veel lager wattage. Zo zijn de oude lampen van 250 en 500 watt vervangen voor 75 watt nieuwe lampen.

 

 

 

 

 

 

Op maandag 22 april 2013 werd een begin gemaakt  met de restauratie van glas-in-loodramen aan de achterzijde en aan noordzijde van de kerk. Het werk wordt uitgevoerd door glas-in-loodbedrijf Hein Derix uit Kevelaer.  Het familiebedrijf is een begrip in deze bedrijfstak. Het bedrijf is meer dan 130 jaar oud en hebben niet alleen vele opdrachten in Duitsland, maar over de gehele wereld, o.a. de Sixtijnse kapel in Rome.

 Restauratie van het glas in lood in Kevelaar.

 

 

Er is gekozen om de ramen na restauratie terug te zetten in de zogenaamde museale opstelling. De glas-in-loodramen komen 4 à 5 cm naar binnen met onder en boven een opening. Dit heeft tot gevolg dat er een luchtcirculatie tussen het veiligheidsglas en glas-in-loodraam plaats vindt. Dit is gunstig voor de levensduur van de glas-in-loodramen.

De gerestaureerde glas-in-loodramen werden in september  weer terug geplaatst in onze kerk.

Het betreft het raam boven de ingang van de kerk, de 6 kleine glas in lood ramen aan de noordzijde zijbeuk en aan de transept noordzijde de twee grote ramen.